Fair Fashion Talk #1: Eerlijke textielgrondstoffen onder de loupe

Gent - 1 februari 2016

Stad Gent biedt een platform aan ondernemers en aankopers die willen pionieren in eerlijk textiel. De bijeenkomsten van het textielplatform zijn ondertussen uitgegroeid tot thematische Fair Fashion Talks, waarvan de eerste editie plaatsvond op 1 februari 2016. Het thema voor Fair Fashion Talks#1 was eerlijke, fairtrade grondstoffen.

Dit initiatief wekte veel interesse. Meer dan tachtig overheidsinkopers, ondernemers, onderzoekers en pioniers onderzochten samen met de textielconsulenten Clare Lissaman (Mysource/Fairtrade International) en Francesca Ballarin (Fairtrade International) de recente trends, certificeringen, labels en informatieplatformen rond fairtradetextiel.

Een boeiende uitwisseling

FFT1-clare-lissaman-klein

We kunnen het verschil maken, als stad én als ondernemers. Dat is de boodschap die Wouter Boesman van het Team Internationale Solidariteit van de stad Gent aan de deelnemers meegaf. Een evidentie is dat evenwel niet. Een textielketen is immers duizend keer complexer dan de weg die koffie of cacao moet afleggen om in of naast ons kopje terecht te komen. “Elke fase in die keten is van belang, maar wij kijken specifiek naar de productie en verwerking van textiel. Onze focus ligt op de mensen die werken in die keten”, zegt Boesman. Hij heeft het over de arbeidsomstandigheden bij het telen van grondstoffen, zoals katoen, en in de fase van de confectie. De problemen die zich in de klassieke industrie aftekenen zijn het massale gebruik van giftige stoffen en dus ernstige gezondheidsproblemen bij de telers, slechte grondstofprijzen, overmatig watergebruik en vervuiling van grondwater, en in de confectie van textiel de lage lonen, slechte en onveilige werkomstandigheden en repressie van de werknemers.

Zowel consumenten, ondernemers als overheden spelen een rol in elk van die fases. De consument zal pas op het einde echt contact hebben met het afgewerkte product. Zijn of haar rol is dus vrij beperkt: kritisch zijn, vragen stellen, daar blijft het bij voor hen. Ondernemers dragen volgens Boesman een grote verantwoordelijkheid, omdat zij in contact staan met de leveranciers en dus hun eisen kunnen doordrukken. Zij maken keuzes over met welke producenten ze in zee gaan, en kunnen, bijvoorbeeld via marketing, de keuze van de consument mee sturen.

Een overheidsinstelling, zoals Stad Gent, heeft ook een aantal mogelijke drukpunten. “Wij kunnen individuele Gentenaars aanspreken en hen duidelijk maken wat het aanbod is. We gaan voor onze eigen aankopen namelijk zelf op zoek doorheen de keten, geven signalen aan producenten, stimuleren pionierswerk via de Fair Fashion Talks, en sensibiliseren het brede publiek via publieksevents, zoals het Fair Fashion Fest. Ook zijn we verbonden met andere (Europese) instellingen en kunnen we op dat niveau rond wetgeving gaan werken”, zegt Boesman. “Met onderaannemers van de leveranciers heeft het stadsbestuur geen directe relatie, en daar wringt soms het schoentje, ook voor de betrokken bedrijven zelf. Daarom is het belangrijk om doorheen de keten druk uit te oefenen en in elke fase van het traject onze ‘ketenverantwoordelijkheid’ op te nemen.”

Goed voorbeeld: het aankoopbeleid van Stad Gent

De Stad wil zelf haar ketenverantwoordelijkheid opnemen als inkoper van textiel door een zo duurzaam mogelijk ‘raamcontract’ af te sluiten voor werkkedij. Dat heeft wel degelijk zijn impact, omdat de stad om de drie jaar voor zo’n 1 miljoen Euro aan kleding inkoopt. Gent wil ervoor zorgen dat haar arbeiders “de meest eerlijke kleding die op de markt beschikbaar is” dragen. De Stad werkt aan een concreet dossier rond de uniformen van de stadswacht en het linnen en de werkkledij voor het OCMW, en heeft een apart aankoopdossier opgestart rond eerlijke kledij voor de bodes van het stadhuis.

Niet enkel Gent kan beter worden van een hogere standaard in haar aankoopbeleid. Door het goede voorbeeld te geven, zal er ook steeds meer aanbod zijn voor andere aankopers. De Stad wil werken met gedeelde criteria, die kunnen overgenomen worden door andere overheden. “Zo kan de markt zich daar naar organiseren”, zegt Boesman.

“In het aankoopverhaal is het belangrijk zich niet blind te staren op de bestaande leveranciers. De hele sector moet bewegen richting meer fairtrade- en duurzame textielproductie.” aldus Inez Louwagie van Gent Fair Trade. Daarom haalde de stad twee experts terzake naar België. Clare Lissaman beet de spits af met het verhaal achter fairtradekatoen, Francesca Ballarin had het over een nieuwe textielstandaard die nog in volle ontwikkeling is, waarop Lissaman afsloot door in concrete termen te spreken over procurement – voor de aanbesteders – en sourcing – voor de ondernemers.

Fairtradekatoen

FFT1-steven-vromman-klein

In 2005 lanceerde Fairtrade International een label voor katoen, om katoenboeren te steunen. De juiste prijs voor iedereen in de keten, ligt in de kern van wat de fairtradebeweging wil bereiken. Op dit moment bestaat er al certificering op vlak van oogsten en ontpitten van de katoenplanten. Zo’n certificaat garandeert niet alleen een juiste prijs voor de boeren, het legt ook strenge milieucriteria op en zorgt voor ontwikkelingspremies. “Fair trade is geen doel op zich, maar een middel om mensen uit de armoede te halen”, vindt Clare Lissaman.

Lissaman weet dat dit een levensnoodzakelijke verandering kan teweegbrengen voor de producenten in het Zuiden. Zij bezocht boeren in Malawi en sprak er met producenten over het belang van een vooraf afgesproken prijs. “Voor boeren is het van levensbelang om te weten hoeveel ze zullen krijgen voor hun oogst. Enkel zo kunnen ze hun toekomst plannen en hun kinderen naar school sturen”, zegt ze.

Katoen maakt niet enkel deel uit van een complexere keten dan koffie en cacao, het is ook een meer omvangrijk gegeven. Tot 50 miljoen mensen hangen wereldwijd af van katoen. Dat is het dubbele van het aantal koffieboeren en het vijfvoudige van de cacaoboer. “Als we hen kunnen helpen, als ons dat lukt, dan weten we dat we echt een verschil maken”, weet Lissaman als geen ander.

In primeur: textielstandaard

Katoen is geen eindproduct: het komt op de markt als textiel, als kledij. Daarom is het ook belangrijk om de textielarbeiders in de confectiefase te belichten. Met enkel een certificering van de grondstof komen we er, in een dergelijke complexe keten, helaas niet. Dat beseft ook Fairtrade International. Vanaf de lancering van het Fairtrade label, werken zij al aan een bredere standaard, die de volledige keten omvat. Na jarenlang onderzoek en consultaties is het binnenkort zover; in het voorjaar van 2016 wordt de textielstandaard van Fair Trade International gelanceerd. Die standaard is gebaseerd op empowerment van de producenten. “Arbeiders verdienen respect, een fair leven”, vindt Francesca Ballarin.

“Het grootste probleem blijft dat arbeiders geen besef hebben van hun rechten. Als nieuwe werkkrachten toekomen in een fabriek, weten zij amper wat gedaan.” Om die reden zet de standaard ook vakbondsvrijheid in de verf. “Als organisatie kunnen wij niet zelf naar bedrijven gaan en deze standaard zomaar opleggen. We kunnen nu eenmaal niet eisen dat het vanaf morgen anders moet, zo werkt het niet. Om die reden is vakbondsvrijheid zo belangrijk: arbeiders moeten weten dat hun stem gehoord wordt en kunnen zo zelf de standaard implementeren”, klinkt het.

Ook opleiding is daarvoor belangrijk. “Door middel van training zullen arbeiders leren hoe ze veiliger kunnen werken”, illustreert Ballarin. Volgens haar zijn textielarbeiders te weinig beschermd. De risico’s op vlak van gezondheid staan dus ook centraal in de textielstandaard. Tot slot moet er ook meer verantwoordelijkheid komen op vlak van het milieu. Volgens Ballarin en Lissaman houden eco-certificaten geen rekening met arbeidsomstandigheden en is er dus nood aan een standaard die de twee combineert. “De nieuwe textielstandaard hecht ook belang aan milieu. Tijdens het verven komen er bijvoorbeeld vaak gevaarlijke stoffen vrij. Arbeiders mogen zo’n riscio’s niet lopen.”

Om er zeker van te zijn dat deze normen nageleefd worden, is het belangrijk om te weten waar onze kledij vandaan komt. Daarom is de ‘traceerbaarheid’ van de kledij van vitaal belang. “Zonder traceerbaarheid zullen we zeker onze weg niet vinden in deze complexe keten. Als je niet weet waar iets vandaan komt, kan het niet fair zijn, punt.” Dit ziet Fairtrade International als de garantie dat het niet enkel bij mooie woorden blijft. “De standaard moet meer zijn dan enkel handjes schudden, maar het moet open zijn, traceerbaar dus. Merken moeten daar een actieve rol in spelen. Zonder hun inzet en toewijding, zal er immers niets gebeuren.” Om er zeker van te zijn dat er wel iets verandert, wordt de standaard in het begin slechts in drie landen geïmplementeerd: Ethiopië, Bangladesh en India. “Maar natuurlijk hopen we ons bereik zo snel mogelijk te vergroten.”

Overheidsaankopen

FFT1-francesca-ballarin-klein

Niet enkel merken kunnen een actieve rol spelen in het doorvoeren van een nieuwe standaard, ook overheidsinstanties die instaan voor aanbestedingen kunnen hun steentje bijdragen. Om die reden nodigde stad Gent verschillende instanties uit, waaronder de Vlaamse Gemeenschap en de Federale Politie, zodat ook zij inspiratie en kennis kunnen opdoen op vlak van duurzame aanbestedingen.

Bij wijze van voorbeeld zette Lissaman de aankopen van stad Parijs in de verf. Daar zetten ze zich al sinds 2008 in voor eerlijke technische werkkledij. “Een voorbeeld van echt leiderschap”, vindt Lissaman. “Bovenal omdat het echt van de stad uit kwam: Parijs wilde zijn eigen, lokale agenda nastreven. Ze hebben dat doel bereikt door hun inzet voor duurzaamheid te combineren met de noodzaak van dat moment, namelijk de uniformen in kwestie. Voor ze de offerte uitschreven, heeft de stad de markt geanalyseerd en zo kledij gevonden die niet meer kost dan nodig, maar wel de boeren in het zuiden een streepje voor geeft.”

Overheidsinstellingen die duurzame werkkledij nastreven, moeten zich per definitie ook inzetten voor de omstandigheden waarin die kledij gemaakt wordt. “Maar een rapport van een recente audit opvragen is daarvoor niet genoeg”, vindt Lissaman. Volgens haar zijn er andere vragen die je je kan stellen. “Kunnen we deze mensen echt vooruithelpen, bijvoorbeeld? Om die vraag te beantwoorden, moeten we verder kijken dan auditing (eenmalige of regelmatige controle). Een belangrijke vraag blijft waar de kledingstukken vandaan komen. Op offertes kan je dat dus als vereiste aangeven. En door meer openbare aanbestedingen uit te voeren, wordt de markt pas echt warm gemaakt voor een duurzaam alternatief”, vindt Lissaman.

Leiderschap gaat volgens Lissaman ook over de verschillende departementen van een overheidsinstelling heen. Er moet een politieke wil zijn, die de deeldepartementen overstijgt, een gezamenlijk project die alle diensten als basis nemen voor hun beslissingen. Duurzaam aankopen moet zo een evidentie worden. “We zien het vaak gebeuren, dat er gevochten wordt tussen de departementen. De argumenten van duurzaamheidsbeambten moeten andere departementen overtuigen. De vraag is, hoe kijk je verder dan het ‘gezeur’ van die ene ambtenaar?”, vraagt Lissaman zich af. Het probleem ligt volgens haar bij het feit dat dergelijke aanbestedingen vaak op operationeel niveau doorgevoerd worden – en op dat niveau worden geen strategische kwesties opgelost. Aankopers voor een specifiek departement hebben de gewoonte om rechtstreeks in dialoog te gaan met de markt. Sociale criteria hebben daar weinig in de pap te brokken, omdat de markt daar schijnbaar nog niet klaar voor is. Aankopers moeten jongleren met alle vereisten waaraan hun aankoop moet voldoen, technisch en juridisch, en hebben dikwijls niet de tijd of motivatie om echt te gaan graven in het aanbod. “Het is veel makkelijker om een afnemer (een bedrijf) te zijn dan een aanbesteder”, vindt ook Lissaman. Het gebrek aan opleiding voor aanbesteders is hierin ook een probleem. “Het leven is over het algemeen niet makkelijk als aanbestedings-ambtenaar. Maar ik ben er zeker van dat Belgische uniformen van fairtradekatoen zullen gemaakt zijn tegen het einde van dit decennium”, besluit zij.

Volgens Lissaman is het tot slot nuttig om, als je enkel kleine aanbestedingen doet, deze gezamenlijk te doen. “’Joint procurement’, heet dat. Het helpt om samen te werken. Om die reden zijn platforms zoals deze zo belangrijk”, vindt zij. Wouter Boesman van Stad Gent gelooft meer in gezamenlijke criteria. “Wij zijn eerder geïnteresseerd in hoever we kunnen gaan met gedeelde criteria en gezamenlijke structuren. Ons uiteindelijke doel blijft om meer en makkelijker toegang te krijgen tot faire producten. De komende vier maanden staat in dat teken. Nadien kunnen we onze kennis met heel Europa delen”, besluit Boesman.

MySource

Niet enkel overheidsinstanties, maar ook ondernemers en pioniers waren welgekomen om inspiratie op te doen door het verhaal van Lissaman en Ballarin. “De stad Gent heeft heel hoge ambities, maar jullie hebben meer vrijheid, want jullie zijn niet gebonden aan overheden en wetgeving”, leidt Wouter Boesman het tweede deel van de Fashion Talks in.

In dat tweede deel stelde Clare Lissaman MySource voor. Daarin doet ze een droom uit de doeken die veel ondernemers met haar delen, namelijk het opzetten van een duurzaam merk of een duurzame winkel. “Je doet er zo hard je best voor en er is zodanig veel dat je wil weten. Hoe vind ik mijn weg in al deze informatie? Op welke manier maak ik mijn klanten warm voor mijn duurzaam concept? Hoe kan ik mijn rekeningen betalen?” Vanuit die vragen is MySource ontstaan, een platform gericht op het delen van kennis en leggen van connecties over eerlijke mode. “Het platform is gevestigd in Groot-Brittannië, maar heeft een globaal bereik: we werken samen met 97 landen.”

Lissaman legt uit dat het niet de bedoeling is om het warm water uit te vinden. “Dat zou niet nuttig zijn. Onze kernwaarden zijn partnerschap, samen groeien en kennis delen.” Het platform dient als database en als toolkit. Het biedt ook webinars, online seminaries waar ondernemers kennis kunnen opdoen. “We willen niet enkel de mensen bereiken die zich al toeleggen op duurzaamheid. Ons werk is meer dan enkel winst, verlies of omzet, maar het heeft drie dimensies: people, planet, profit. We proberen goed te doen voor mens en planeet, binnen een winstgevend businessmodel.”

Die boodschap sprak veel ondernemers aan, maar het inspireerde hen ook om kritische vragen te stellen. Na afloop werd nog een glas gedronken tijdens het netwerken. Stad Gent heeft immers op lokale schaal gedaan wat MySource globaal probeert te doen: mensen boordevol ideeën samen krijgen om hun kennis en hun dromen uit te wisselen. Een concept dat smaakt naar meer.

  • De Fair Fashion Talks vormen de aanloop naar het Fair Fashion Fest, hét festival voor eerlijke mode. Op 9 oktober 2016 is tijd voor de tweede editie van het Fair Fashion Fest. Vorig jaar werd het MIAT overstelpt met geëngageerde kooplustigen en nieuwsgierigen. Met 2.800 bezoekers toonden we aan dat in onze stad werkelijk iets op til is. Een tweede editie kon daarom niet uitblijven. Wie nog wil meewerken aan deze editie, laat zeker van je horen.

En verder…

  • De inspiratiegids eerlijke mode van Gent Fair Trade wordt regelmatig geüpdate. Hoort jouw concept ook in het rijtje eerlijke textielpioniers? Mail dan naar info@gentfairtrade.be
Sarah-Vandoorne

Sarah Vandoorne is freelance journalist

Sinds fabriekscomplex Rana Plaza in Bangladesh instortte, volgt ze de tendensen en de teneur van de textielsector op de voet. In 2018 keerde ze terug naar Bangladesh. Ze koopt kleding enkel tweedehands of in (Gentse) fair fashion-winkels. Meer op ontketening.be.

Interessant artikel? Vertel het voort!